Nieuwsbrief 25-7-2005
woensdag 27 juli 2005 20:35
Sinds 18 juli jl. is de onderzoekscommissie actief aan het werk en namens de fractie van de ChristenUnie maak ik er deel van uit.
Nog voordat de commissie goed en wel aan de gang was, vond er al een offensief plaats ...
Kort verslag over het werk van de onderzoekscommissie volgens artikel 82 van de gemeentewet naar ontwikkelingen rondom de Oude Rijkswerf.
Sinds 18 juli jl. is de onderzoekscommissie actief aan het werk en namens de fractie van de ChristenUnie maak ik er deel van uit.
Nog voordat de commissie goed en wel aan de gang was, vond er al een offensief plaats van met name de vertegenwoordiger van de Lijst Prins. De nieuwe naam van de onderzoekscommissie is: doofpottencommissie. U zult begrijpen dat dit mij bijzonder stoort.
Als ik iets niet wil dan is het wel zaken bedekken die openbaar zouden moeten worden. Wel ben ik voorstander van een zorgvuldige handelwijze, waarbij partijpolitiek vermeden dient te worden. Ook moeten de commissieleden een open, objectieve houding hebben richting de informatie die hen bekend wordt en richting degenen die gehoord worden.
Uitgangspunten voor het onderzoek kunnen nooit zijn suggesties of vooronderstellingen. Fracties die op deze wijze vragen indienen zullen nooit tevreden gesteld kunnen worden. Immers dat lijkt gebaseerd op wantrouwen, zowel tegen de commissie als tegen het proces van onderzoek.
Er is veel te doen geweest om de status van de onderzoekscommissie. Moest dit een commissie worden volgens artikel 82 van de gemeentewet of volgens artikel 155a? De commissie volgens artikel 155a heeft de mogelijkheid om mensen onder ede te horen. Mensen zijn echter niet verplicht om te verschijnen. Een commissie volgens artikel 82 heeft de mogelijkheid om in beslotenheid mensen te horen. Dit kan de bereidheid tot het doen van mededelingen vergroten. Als het gaat om een stuk waarheidsvinding dan heeft dit de voorkeur van de fractie van de ChristenUnie. Immers het gaat om het uiteindelijke resultaat: antwoord op de 2 onderzoeksdoelen, nl. inzicht in de politiek-bestuurlijke kant van de zaak en inzicht in de financiëel economische kant ervan waarbij de commissie ook gevraagd is om te komen tot een advies over het vervolg van de publiek-private samenwerking.
Onderstaand de verschillende, van toepassing zijnde artikelen:
Artikel 82
1. De raad kan raadscommissies instellen die besluitvorming van de raad kunnen voorbereiden en met het college of de burgemeester kunnen overleggen. Hij regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van de raad inzage hebben in stukken waaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.
2. De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een raadscommissie.
3. Bij de samenstelling van een raadscommissie zorgt de raad, voor zover het de benoeming betreft van leden van de raad, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.
4. Een lid van de raad is voorzitter van een raadscommissie.
5. De artikelen 19, tweede lid, 21, tweede lid, 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor “de burgemeester” wordt gelezen “de voorzitter van een raadscommissie”, in artikel 21, tweede lid, voor “Een wethouder” wordt gelezen “De burgemeester of een wethouder” en in artikel 23, vijfde lid, voor “artikel 25” wordt gelezen “artikel 86”.
Artikel 86
1. Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
3. Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.
Artikel 155a
1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.
2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd.
3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.
4. De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.
5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.
6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.
7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.
8. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.
Artikel 155b
1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.
2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.
3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.
Artikel 155c
1. Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.
2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.
3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.
4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.
5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.
6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.
7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.
8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.
9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
Artikel 155e
1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.
2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
3. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.
De vastgestelde notulen van de onderzoekscommissie zullen ook geplaatst worden op onze website. Hiermee wordt u in de gelegenheid gesteld om het proces te volgen. Over de inhoud van de beraadslagingen zal ik geen mededelingen doen. Dhr. J. Mulder is als voorzitter woordvoerder voor de commissie. Hij zal indien nodig of gewenst inhoudelijk reageren.
Alle raadsleden hebben onlangs een uitnodiging gekregen van attractiepark Cape Holland en Libéma om tijdens de SAIL 2005 aanwezig te zijn bij een vlootschouw op de Prins Willim. Hoewel ik dit soort uitnodigingen gewoonlijk een beetje de krenten in de pap van het raadslid-maatschap vind, heb ik besloten om van deze uitnodiging geen gebruik te maken.
Archief > 2005 > juli
- 27-07-2005 27-07-2005 20:41 - 2e Vergadering onderzoekscomm. ORW
- 27-07-2005 27-07-2005 20:39 - 1e Vergadering onderzoekscomm. ORW
- 27-07-2005 27-07-2005 20:35 - Nieuwsbrief 25-7-2005
- 18-07-2005 18-07-2005 06:58 - Verslag tot 17 juli 2005
- 09-07-2005 09-07-2005 15:30 - Verslag tot 10 juli 2005
- 02-07-2005 02-07-2005 22:16 - Verslag tot 3 juli 2005